VERKORTE SPELREGELS petanque !


Jeu de boules, ofwel pétanque, wordt altijd gespeeld tussen twee teams. Elk team bestaat uit één, twee of drie personen. Afhankelijk van het aantal spelers wordt het spel gespeeld als tête-à-tête (één tegen één), doubletten (twee tegen twee) of tripletten (drie tegen drie). Bij tête-à-tête en doubletten speelt elke speler met drie boules; bij tripletten krijgt iedere speler twee boules.


Voor aanvang van de wedstrijd

Bij het begin van een wedstrijd (partij) stelt iedereen zich, indien nodig, aan elkaar voor. Daarna wordt er getost om te bepalen wie het spel mag beginnen en, indien van toepassing, de baan mag kiezen.

Na de toss wens je de tegenstanders een prettige wedstrijd.


De werpcirkel en het uitwerpen van het but

Het team dat de toss wint, kiest de speellocatie en maakt een werpcirkel op de grond. Deze cirkel moet een diameter tussen de 35 en 50 cm hebben. Bij het werpen moeten beide voeten volledig binnen de cirkel blijven en contact met de grond houden tot de geworpen boule en het but zijn stilgevallen.

De beginnende speler werpt het but (het kleine doelballetje) uit op een afstand tussen de 6 en 10 meter, en minimaal 1 meter van obstakels zoals een boom, muur of lijn.


Het spelverloop

De eerste speler probeert vervolgens een boule zo dicht mogelijk bij het but te plaatsen. Daarna is het de beurt aan een speler van het andere team. Deze probeert óf een boule dichter bij het but te plaatsen, óf de boule van de tegenstander die op punt ligt weg te schieten (tireren).

Daarna geldt: het team dat niet op punt ligt, moet blijven gooien totdat het dat wel is. Dit herhaalt zich totdat alle boules van beide teams zijn gespeeld. Als een team geen boules meer heeft, mag het andere team proberen om nog meer boules beter te plaatsen.


Puntentelling

Zodra alle boules zijn gespeeld, worden de punten geteld. Alleen het team dat het dichtst bij het but ligt, krijgt punten. Zij ontvangen zoveel punten als zij boules dichter bij het but hebben liggen dan de beste boule van de tegenpartij.

Het team dat de speelronde wint, werpt in de volgende ronde het but uit, maar dan aan de andere kant van het speelveld. Het spel gaat door totdat een team als eerste 13 punten heeft behaald. Dat team is dan de winnaar.


Gedrag en houding tijdens het spel

Om het spel prettig en sportief te laten verlopen, zijn er enkele gedragsregels belangrijk:

- Neem altijd ruim achter de werper of achter het but plaats.

- Sta nooit naast de werper of op de baan.

- Vermijd bewegingen of gelopen paden wanneer iemand aan het werpen is.

- Nadat de tegenstander heeft gegooid, wacht met kijken wie er ligt. Laat hen eerst zelf vaststellen welke boule het dichtst bij ligt. Pas wanneer zij klaar zijn met beoordelen, mag je zelf gaan kijken.


Werptechniek en spelregels tijdens het gooien

Bij het werpen van een boule gelden de volgende instructies:

1) Ga met beide voeten volledig in de werpcirkel staan.

2) Houd de boule goed vast.

3) Zet je rechtervoet voor in de richting van het werpdoel (als je linkshandig bent, zet je de linkervoet voor).

4) Concentreer je en kies nauwkeurig het punt waar je de boule wilt laten landen (de donnee).

5) Houd tijdens het werpen je lichaam stil en arm recht. De voeten blijven op de grond staan totdat zowel de geworpen boule als eventueel het but stil liggen.

6) Na het werpen van de eerste boule mag er niets meer aan de baan worden veranderd. Bij het begin van elke worp mag je slechts één kuiltje of gat (de donnee) dichten.